lamentatie van het volmaakte onbegrip


elke steen draagt in zich een naam
aan elk bouwen kleeft het graf
in mijn hand loopt de dood
mijn hand de schepper
van het karkas van de stad

een gat in de grond een gat in de muur
het vuur laait op maar ijs zet zich af
kinderen buiten
paniek danst zich lam
wie nog bouwen wil een thuis voor een lied
is de luie tong van de veelvraat is de blaar daarop

ik ben de onvolledige vrijer van de volmaakte stad
de moloch van de weerschijn van de weerschijn
waarin elke mens de eindeloze herhaling is
van eenzelfde zelf die geen ander duldt

tot op het dak van vreugde en vrijheid
tot in de kelders vochtig van
de meest verinnerlijkte zelfkennis
schoonheid vinden in alles
wat kaal is en vol
het raam op de wereld is een spijskaart
terwijl er niets te kiezen is

hier min ik de stad
naar haar steeds nieuwere maagdelijkheid
ik min het bouwen aan de stad der wonden
waar dan wonen de doden waar
graven we het graf zo hoog en zo zacht
dat een kind erop spelen kan
in mijn handen ligt het bouwen
daarin het eindeloze
de verrotting van de groei
en elk begin

met een steen ik kras in de aarde
hier komt een huis en hier een tombe
aan mijn hand loopt de dood
het is stil op de levenslijn
steden verzamelen spiegels en kralen
en er is dansen rond een lijk
brandende lichamen dansen hun ogen droog
terwijl het zout zich eraan verankert

de mens zoekt een woord
een vogel vliegt voorbij met een lied
de mens vangt de vogel
die hij voedt
die hij eet en
de mens zoekt een woord

Alessandro Aiello
gepubliceerd in Passionate (1999)
uit: omdat het klinkt maar niet vastligt (2001)
uit: vanwege een nieuwe uitleg (1997)